Meerderjarige kinderen die met een ouder samenwonen in een huurwoning, hebben doorgaans geen recht om de huurovereenkomst van die woning voort te zetten na het overlijden van de ouder. Dit houdt verband met het feit dat er in de meeste gevallen geen sprake is geweest van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Het gevolg hiervan is dat er jaarlijks naar schatting enkele tientallen jongvolwassenen binnen twee maanden na het overlijden van hun ouder de ouderlijke woning dienen te verlaten.
Thans wordt er gewerkt aan een wettelijke regeling die het mogelijk maakt dat de kinderen langer in de huurwoning mogen blijven dan voornoemde twee maanden. Ook als de verhuurder niet welwillend is. Deze regeling zal zeer waarschijnlijk zowel voor de sociale huursector als de private huursector gaan gelden. Vanwege het feit dat het enige tijd zal duren tot er nieuwe wetgeving is, is er een gedragscode afgesproken met onder meer de de koepel van woningcorporaties en organisaties van particuliere verhuurders. Daarbij is beloofd om – vooruitlopend op nieuwe wetgeving – maatwerk te bieden.